Leonie en Arjan zijn jonge veertigers met kinderen van vijf, zes en acht. Met plezier vangen ze twee kleintjes op, maar ze weten ook hoe het is om zelf vraagouder te zijn.
‘Het kan dus gewoon iedereen overkomen hè? Een paar jaar geleden stond ik aan de andere kant van de streep. Niemand had het zien aankomen, en wijzelf eerlijk gezegd ook niet. Ik bedoel, we hadden allebei een goede baan, fijne vrienden, lekker huis – dan heb je het goed voor elkaar toch? En ja, de jongste twee waren wel héél snel achter elkaar geboren, krap een jaar zat ertussen, maar we waren ook dankbaar dat we het ons gegeven was om een gezin te vormen. Van de ene op de andere dag ging het licht uit. Zat ik met een burn-out thuis. Een burn-out combineren met twee peuters en een kleuter is geen ideale combinatie, kan ik je vertellen. Rowan ging gelukkig al naar school, maar Lina en Mees zijn allebei temperamentvolle handenbindertjes. Ze zaten elkaar bovendien goed dwars. De zeldzame momenten dat ze het goed leken te hebben samen, leiden er uiteindelijk altijd toe dat alle keukenkastjes werden leeggehaald of de muren vol getekend. Dat droeg niet echt bij aan mijn herstel. Aarzelend heb ik toen bij Steunouder aangeklopt. Was dat ook iets voor ons misschien? Ik ben zó blij dat ik over de drempel die ik voelde ben heengestapt. We werden gekoppeld aan een ouder echtpaar dat nog geen kleinkinderen had. Ze gingen lekker veel naar buiten met Lina en Mees. Daar was ik heel blij mee want zelf had ik daar geen energie voor. Om eerlijk te zijn heb ik het eerste half jaar die donderdagochtenden dat ze wegwaren hélémaal niks gedaan. Alleen maar bijkomen, uitrusten, voor me uit staren, slapen. En voorzichtig aan weer eens wat voor mezelf doen. Kijken of ik ergens blij van kon worden. Geleidelijk aan ging het beter met mij. Toen zijn ze nog een jaar lang om de veertien dagen naar Gert en Gerda gegaan. Inmiddels zitten ze allemaal op school, ben ik weer boven water en is het niet meer nodig. Maar we gaan nog regelmatig even op bezoek. Ik heb nu met vier moeders uit de straat een soort speelclubje opgericht. Om de beurt nemen we op vrijdagochtend elkaars kinderen onder de hoede en zo hebben we allemaal drie rustige vrijdagochtenden per maand. Dat is ook een manier van zorg delen.
Op een gegeven moment voelde ik me weer zo sterk dat ik ruimte voelde om meer te doen dan alleen mijn eigen gezin runnen. Toen heb ik Steunouder gebeld en gezegd dat ik graag iets terug wilde doen. Dat hoeft natuurlijk niet, maar ik wilde dat graag. Ik bedoel, we zijn er met zijn allen voor elkaar toch? Als je het goed hebt en het leven voor een ander wat lichter kan maken, dan is dat toch mooi? Het bizarre is dat we gekoppeld zijn aan een gezin dat enorm op het onze lijkt. Alleen daar zit de vader thuis met een burn-out. De moeder werkt nog, maar dreigde om te vallen en toen heeft het CJG ze gekoppeld aan Steunouder. Yara en Finn zijn drie en een. Heerlijke doerakken. Ik haal ze elke donderdag op met de bakfiets. Zingend fietsen we dan naar ons huis en ik vind het leuk om met ze te knutselen en aan te tutten. Ayse, hun moeder, zegt dat de kinderen zo relaxed thuiskomen. Heel anders dan wanneer ze naar het kinderdagverblijf geweest zijn. Dat was ook de reden om te experimenteren met een steunouder. Vooral de oudste blijkt nogal prikkelgevoelig te zijn dus die komt helemaal total loss thuis van de opvang. Zo raakte Ayse van de regen in de drup. Nu heeft ze, net als ik destijds, even een paar uur om op te laden. Kijk, dan kun je het ook beter volhouden. Ik spreek uit ervaring, haha.’